SOW en Federatie (gemeente)

Het SoW-proces begint al in 1959 met een voorstel een gezamenlijke kinderoppasdienst te organiseren. Maar het ‘echte’ werk begint in 1962 met een contactavond tussen de kerkenraden. Pas in 1980 volgt de eerste gezamenlijke vergadering, en sindsdien worden steeds meer activiteiten gezamenlijk opgepakt. In 2003 volgt de federatie, en nu is het proces afgesloten met de vereniging  tot Protestantse gemeente Goor waarvan de acte is ondertekend op 20 juni 2007.

Frits Schutte, notaris Adriaan Bracht en Joop Stam tijdens het ondertekenen van de acte van vereniging op 20 juni 2007.

Federatie
De zaterdag vóór Pinksteren in 2003 wordt in een stijlvolle bijeenkomst in de Gereformeerde Ontmoetingskerk de federatieovereenkomst ondertekend. Bij die gelegenheid kiest Lucas Schoemakers, voorzitter van de hervormde kerkenraad, psalm 127:

‘Als de Heer het huis niet bouwt,
bouwen de mensen voor niets.
Als de Heer de stad niet bewaakt,
Waakt de wachter voor niets’

Deze bijeenkomst is tevens de laatste in de gereformeerde Ontmoetingskerk  vanaf de volgende (pinkster)morgen kerken we in de Hofkerk.
(De Hofkerk zal in de komende jaren (2005)worden verbouwd.)

Ernst Ossewaarde, voorzitter van de gereformeerde kerkenraad, staat stil bij dromen die geen bedrog zijn, mits je er wat voor doet. Het moet “de kerk van onze dromen worden”, een gebouw dat past bij de visie die de gefedereerde gemeente voor de toekomst heeft ontwikkeld.  De kerk van onze dromen … biedt veel ruimte voor persoonlijke geloofsbeleving, … is een schuilplaats voor kwetsbaren in onze samenleving, … is een speelplaats voor onze jeugd, … respecteert andersdenkenden en anders gelovenden.

Nieuw interieur Hofkerk
De hervormde kerk in Goor is een rijksmonument en krijgt in 2003 van de gefedereerde gemeente de naam Hofkerk. Intussen wordt goed nagedacht over het interieur. De gemeente kan kiezen uit drie schetsen.

Het ontwerp van Monumenten Adviesbureau Delfgou BV te  Scherpenzeel wordt gekozen. In dit ontwerp wordt het oude interieur met banken geheel gestript en vervolgens rigoureus 180 graden gedraaid. Hierdoor worden de zichtlijnen op het nieuwe liturgisch centrum sterk verbeterd en wordt de opstelling flexibel. De vloer wordt voorzien van vloerverwarming en belegd met granieten tegels. Oude zandstenen vloerdelen en grafelementen worden hergebruikt onder het orgelbalkon. Stadelmaier BV te Nijmegen wordt gevraagd om een interieurplan te ontwerpen. Dit resulteert in lichte en rustige kleuren en materialen, waarbij verbinding is gezocht tussen nieuwe en authentieke interieurelementen. Om eenheid in stijl te creëren, wordt gekozen voor volledig nieuwe liturgische elementen en bijpassende stoelen in licht en donker eiken.

Dit raam is in 1967 ontworpen en vervaardigd door glazenier Alex Luigjes (Amersfoort) voor de toenmalige gereformeerde Ontmoetingskerk. Het heet ‘Ontmoeting in beschermde ruimte’. Hij is uitgegaan van de gedachte van de ontmoeting tussen mens en God en de mensen onderling. Deze ontmoetingsgedachte ligt verankerd in Johannes 1: 45 – 52. Hij bracht de figuur van Natanaël in een besloten ruimte onder de bladerbos van de vijgenboom, als een bidcel. Zoals de ontmoetingsruimte van de Hofkerk voor kleinschalige bijeenkomsten als vesper- en Taizé-vieringen in feite de bidcel kan zijn van de verzamelde gemeente.
De figuren van Jezus en Filippus creëerde hij boven Natanaël als twee mensen uit deze tijd, daarmee het geloof een plaats gevende in de tijd waarin wij leven. Een ontmoeting in de beschermde ruimte. Hij schiep in zijn compositie grote opwaartse lijnen, stroom en tegenstroom, en met daarin besloten vissen symboliseerde hij de engelen van God opklimmend van en nederdalend naar de Mensenzoon.
Als een alles dragend element plaatste glazenier Luigjes onder in het raam het christelijke symbool van de vis: de Zoon, en opwaarts stijgend de vlam: de Vader, en als een naar de hemel reikende afsluiting de vogel: de Heilige Geest.
F. Schutte

Reactie gemeenteleden
Ook in Goor is er de nodige emotie over federatie, verkoop, verwijderen van de banken, nieuw interieur. Een grote meerderheid schaart zich achter het gekozen beleid, maar het proces kent helaas ook enkele afhakers. Zij zoeken hun heil elders, of zijn zoekende. Toch zien we enkelen weer terugkeren en dat stemt ons dankbaar. Bij de meerderheid overheerst een gevoel van blijdschap over het gevolgde proces, en vaak groot enthousiasme over het nieuwe interieur. Ook veel ouderen geloven hun ogen niet als ze het nieuwe interieur voor het eerst zien, en steken hun waardering niet onder stoelen ‘of banken’.

Toekomst
We hebben ook een ambitieuze missie geformuleerd: ‘De protestantse gemeente in Goor wil een gemeente zijn die geïnspireerd wordt door het Woord en vandaar uit doelgericht wil bouwen aan een groeiende geloofsgemeenschap die met respect voor elkaar en elkaars geloofsbeleving de ontmoeting met God en met elkaar wil vieren en uitdragen in de samenleving.’ We geven deze missie vorm in vijf visie-elementen: pluriformiteit, groei, ontmoeting, jongeren en geloofsbeleving. Deze worden ingevuld door de werkgroepen, met meepraten en meedenken in gemeenteavonden. Wij hopen en bidden dat – levend in de verwondering – de droom, uitgesproken bij de federatie, zal uitkomen in een bloeiende gemeente.Frits Schutte – voorzitter kerkenraad Hofgemeente
Ernst Ossewaarde – voorzitter werkgroep Hofkerk.

Interieurplan – fa. Stadelmaier
De sfeer in het gebouw is er één van licht en rust. Een verdere uniformering van de vaste elementen in de kerk zal deze sfeer versterken en zal de heldere vorm ervan nog meer ruimte bieden. Door de verplaatsing van het liturgisch centrum naar het koor tegenover de preekstoel en dit te verhogen met twee treden (40 cm) ontstaan een beter focuspunt en beter zicht.
Tevens bevordert de communicatie met de kerkgangers doordat 30% van de aanwezigen binnen een straal van 7 meter van de avondmaaltafel zullen zitten. De breedte van deze ruimte houdt haar goed toegankelijk. Door in het interieur te kiezen voor elementaire vormentaal komen de aspecten van zowel de authentieke setting als het eigentijdse gebruik het sterkst tot hun recht. Dit alles legt het accent op de handelingen die plaatshebben en in veel mindere mate op de objecten.

Het algehele kleur- en materiaalbeeld is licht en rustig, met accenten die een verbinding vormen tussen het nieuwe en het authentieke interieur.

Wanden en plafond zijn geschilderd in een eischaal tint, die is doorgetrokken op het balkon bij het nieuwe liturgisch centrum. Op deze plaats blijven echter de gouddetails gehandhaafd. Deze lichte aanblik versterkt rust en sereniteit.

Transparante elementen in gezandstraald glas of lexan zijn toegevoegd. Deze elementen vergroten de sereniteit en vormen tegelijkertijd een verbintenis met het keramiek van het doopvont.

Licht eiken en eiken fineer vormen de basis voor de meubelen, wat correspondeert met het hout van het orgel. De lichte kleur van het hout maakt dat de meubelen in de ruimte niet te zwaar worden, al zijn ze massief.

Donker eiken vormt een aanvulling op het lichte eiken en slaat een brug naar het hout van deuren, het antieke hekwerk en de kansel. De deuren worden in aanblik geüniformeerd.

Accenten in messing, gecoat of gepatineerd, versterken het eigentijdse van de meubelen, zonder deze te tijdsbepalend te maken. De tint correspondeert met de aanwezige gouden elementen.

Grijsgroene en geoxideerde tinten zijn toegevoegd aan het gehele beeld in de vorm van de drie reeds aanwezige keramische stukken.

De lichtgrijs natuurstenen vloer die niet te glad is, zal de serene sfeer verder versterken. Deze vloer is in zogeheten halfwild verband gelegd, zodat ook de combinatie met de te hergebruiken oude stenen, geconcentreerd onder het orgel, eenvoudiger is. Bovendien behoeft de ruimte geen strakke vloerlijnen, aangezien de indeling en grondvormen al helder genoeg zijn.

Specifiekere indeling van de ruimte
Om de symmetrie verder uit te buiten is het hekwerk links van het podium geplaatst. Hiermee is feitelijk de muur van de rechterzijde ook links doorgetrokken. Zo ontstaat een opbergruimte achter het hek en verbetert de blik op de graftombe. Aan die achterzijde zijn panelen gehangen van fiberdoek, die de openingen afdichten. Deze panelen zijn lichtgewicht, vlamwerend en verschuifbaar. Ook kan hier lexan of glas worden gebruikt. Het hekwerk zelf behoudt zijn oorspronkelijke donkereiken kleur.

Aan de andere zijde van het liturgisch centrum zijn aan de rechterwand de panelen met het evangelie van Lucas aangebracht. Het ritme dat daardoor ontstaat, suggereert een nog grotere symmetrie.

Aan weerszijden van het orgel bevindt zich nog een deel geschilderde balustrade. De trap is vernieuwd als wenteltrap en bij de rechter pilaar geplaatst. De balustrade komt hiermee links te vervallen, wat het gevoel van evenwicht zal herstellen. Aangezien de balustrade aan de rechterzijde niet in het zicht is, wordt deze in de kleur van de wand geschilderd met behoud van de goudaccenten.

Het liturgisch centrum vertoont een eenheid in concept. Door alle liturgische functies te ondersteunen met een eigen meubel is één grote tafel, waaraan de meeste handelingen plaatshebben niet langer gewenst. De verschillende meubelen zijn op en voor het ruime podium zo opgesteld dat zij alle goed zicht bieden op de handelingen, zonder te verdrinken in de ruimte. Gezien de riante maat van het liturgisch centrum zijn de meubelen grotendeels massiever in opzet. Een te open constructie zou de objecten te iel maken en daarmee zouden zij verdwijnen in de ruimte. Door een verfijnde detaillering, zoals nerfkeuze, en 3D-effecten in de meubels wordt er eveneens voorkomen dat er een soort blokvorming ontstaat.
Door de plaatsing van het doopvont vóór en de paaskandelaar op de trap is een directe verbinding aangebracht tussen de gemeente en de voorganger en wordt de betrokkenheid van de aanwezigen bij de dienst vergroot. De meubelen hebben een oplopende maatvoering vanaf de vloer van de kerkzaal. De kandelaar kan op de trap worden verschoven en zo op de gewenst plek worden gezet.

De meest centrale plekken op het podium zijn voorbehouden aan de liturgische tafel en het spreekgestoelte. Zij worden omlijst met een lezenaar, twee piëdestals voor bloemen, die tevens ruimte bieden voor kleine kaarsen, een console voor het liturgisch object en een console voor de oude bijbel; beide rechts en links achterin het liturgisch centrum geplaatst. De reiking naar de hemel, zoals verbeeld in het object, wordt daarmee verder versterkt.

De meubelen zijn alle rechthoekig en tonen tevens een trapeziumvorm. De elementen staan alle op een terugvallend voetstuk, waardoor zij enigszins gaan zweven. Dit voetstuk is gelamineerd met messing, waardoor een weerschijn van vloer naar meubel en vice versa ontstaat. Het geheel is uitgevoerd in licht eiken fineer en de zijkanten zijn donker gebeitst. De avondmaal tafel heeft een bovenblad in drie delen, een indeling die bij meerdere objecten is terug te vinden. De kandelaar is boven recht en heeft zijn trapezium aan de onderzijde, op de trap. Alle meubelen zijn met de hand of een steekwagentje via een mobiele hellingbaan te verplaatsen, met uitzondering van de paaskandelaar. Tevens bevindt zich bij de grote stukken aan de onderzijde een viltlaag die verschuiving over kleinere afstanden mogelijk maakt.

De kaars verzinkt in de kandelaar. De kaars ondersteunt het elementaire karakter van het gehele interieur doordat zij geen afbeeldingen heeft. De nadruk komt daarmee op het licht, de vlam, te liggen en niet op het attribuut. De houder biedt verdere ruimte aan kaarsen voor de kindernevendienst. Deze kaarsen staan niet in kandelaars, maar in veilige, kleine windlichten.

In plaats van één grote knielbank, wat een obstakel zou worden, is gekozen voor twee stoelvormen die naast elkaar geplaatst zijn. Dit houdt de vormen zelf luchtiger en maakt verplaatsing aanzienlijk eenvoudiger.

De reeds aanwezige messing collecteschalen worden opnieuw ingezet. Deze fraaie schalen kunnen worden gerestaureerd en krijgen op deze wijze weer een goede plek in de gemeenschap.

Ook twee van de psalmenbordenworden hergebruikt en krijgen een aanpassing in uitvoering. De bovenlijst is verwijderd en de regels voor de bordjes zijn aan de voorzijde glad. De borden worden ‘zwevend’ geplaatst aan weerszijden van het liturgisch centrum op de pilaster.

De dooprol wordt vervangen door een doopboek, dat desgewenst op een zichtbare plek in de ruimte geplaatst kan worden. Er is geen directe noodzaak dit boek op het liturgisch centrum te plaatsen.

Het kruis boven de toegangsdeur wordt in zijn huidige vorm gehandhaafd en ondergaat een kleuraanpassing. Het middendeel blijft blank en de buitendelen worden donker gebeitst.

De achterwand, onder het balkon, wordt aan weerszijden zover doorgetrokken dat de deuren uit het zicht verdwijnen. Om deze deuren zo onzichtbaar mogelijk te laten zijn, zijn zij tevens in de kleur van de wanden geschilderd. De achterwand zelf biedt mogelijkheid voor banieren in de liturgische kleuren. Deze kleuren kunnen zonder probleem worden afgestemd op de kleuren van de huidige stola’s. Er worden comfortabele houten stoelengeplaatst, schakelbaar en voorzien van armleuningen en elementen om bijbel en liedboek op neer te leggen of een tas op te hangen. Een drietal van de oude houtenbanken krijgt een plaats langs de zuidwand.

Voor de filtering van het zonlicht is een systeem gekozen waarbij het licht wel wordt gefilterd, zonder de ruimte te verduisteren.

Tevens kan op eenvoudige wijze een opstelling worden gemaakt voor kleine diensten, waarbij niet de gehele kerk ingezet hoeft te worden. In zo’n geval heeft alles plaats op het liturgisch centrum. Door de verplaatsbaarheid van de meubelen en de ruimte die het centrum biedt, kan hier in een dienst voor kleinere groepen gehouden worden.

Akoestisch systeem
Voor de Hofkerk is er een systeem ontwikkeld dat voldoet aan alle functie-eisen. Zowel gesproken woord als muziek, met verschillende microfoons en geluidsdragers, moet overal in de kerk goed verstaanbaar en hoorbaar zijn. Basis van het concept is dat geluid hoorbaar en niet zichtbaar moet zijn en dat het geluid uit de richting moet komen van de oorsprong.

Lichtplan
Er is een lichtplan ontwikkeld voor de complete aan lichting van de Hofkerk.
Basis hiervoor zijn zowel het kerkelijke en monumentale karakter als de geplande multifunctionaliteit.
Er is gekozen voor een (dimbare) koof verlichting rondom, gecombineerd met drie van de vier oorspronkelijke kroonluchters. Deze laatste worden opnieuw geverfd in een passende tint.
Het liturgisch centrum wordt compleet separaat aangelicht door een praktische dimbare halogeen verlichting.

‘Doopkapel’ 
Bij de renovatie van het interieur in 2005 is een nieuwe vloer gelegd van zwart marmer. De doopvont, één van de nieuwe liturgische meubels met waterschaal en waterkan van keramiek, heeft een centrale plaats vóóraan in de kerk, in het midden van de gemeente aan de voet van de twee treden, die naar het liturgisch centrum in de noordbeuk leiden.

De doopvont staat in/op het symbolische baptisterium, de achthoekige doopkapel in de vorm van een achthoekige ster in de zwart marmeren vloer. Deze achthoekige ster verwijst naar de baptisteria die door de basiliekbouwers van de vroegchristelijke Byzantijnse kerken gebouwd zijn (5eeeuw). Het baptisterium is een achthoekige doopkapel met een verzonken doopbassin, meestal in kruisvorm. De dopeling ging dan dóór het water om óp te staan tot een nieuw leven. Het getal acht is in Bijbelse taal het symbool voor dit ópstaan tot een nieuw leven, een leven met God. Acht = zeven plus één: 7 het getal van de dagen der schepping, de aardse volheid; 7 + 1, acht is het getal van de hemel; acht brengt ons bij wat de menselijke, de aardse maat te boven gaat. God is in het spel.

Lucas 2: 21 “En toen er acht dagen verstreken waren en hij besneden zou worden, kreeg hij de naam Jezus”.

Bij de ruïnes van basilieken in o.a. Carthago (in het huidige Tunesië), in Turkije (Efeze) en in Syrië (N.O., de basiliek van Simon de pilaarheilige) zijn nog restanten te bewonderen van deze achthoekige doopkapellen met verzonken, kruisvormige doopbassins.
A.C. van der Sluijs-Goud